Gasvraag en ombouw
Europese gasvraag
De gasvraag in Europa[1] was in 2017 circa 587 miljard kubieke meter; het hoogste niveau sinds 2011 (bron: Wood Mackenzie publicatie "Europe gas supply 2017 in review"). De vraag naar gas steeg met name in de elektriciteitssector door een lagere productie van waterkracht en kernenergie en door hoge kolenprijzen. De stijging werd ook veroorzaakt door een koud begin van het jaar en hogere vraag naar gas door de industrie.
De Russische en Noorse gasstromen naar de Europese Unie hebben in 2017 recordhoogtes bereikt. De lidstaten worden steeds afhankelijker van gas dat buiten de Unie geproduceerd is, omdat de eigen productie afneemt. Dit geldt zeker ook voor Nederland door de lagere Groningen- en kleineveldenproductie.
Tijdens de klimaattop in Parijs in 2015 zijn afspraken gemaakt over onder andere de gewenste reductie van de uitstoot van broeikasgassen, zoals CO2. Daarbij gaat het zowel om het verlagen van het energieverbruik, het inzetten van duurzame alternatieven, als minder vervuilende keuzes voor fossiele energie. Zo hebben meerdere Europese landen, waaronder Nederland, op de klimaattop in Bonn het initiatief gepresenteerd om elektriciteitsproductie met kolen te beëindigen voor 2030. Dit kan leiden tot een hogere gasvraag in de elektriciteitssector. De Europese afspraken zullen voor Nederland worden verwerkt in een klimaatwet die in 2018 op hoofdlijnen gereed zou moeten zijn.
Ontwikkeling van de gasvraag in Nederland
In Nederland wordt gas verbruikt voor verschillende energiefuncties: lagetemperatuurwarmte, hogetemperatuurwarmte, kracht en licht, mobiliteit en als grondstof. Duidelijk is dat de rol van aardgas in een aantal van deze energiefuncties nu erg groot is (in 2017 circa 38 mld. m3) (bron: NEV 2017, m3 (35,17)), maar in de toekomst zal afnemen. Met een klimaatbeleid gericht op 80-95% CO2-reductie in 2050, is er veel druk op aardgas in de energiemix. De aardgasvraag zal lager worden door besparingen en vervanging door hernieuwbare energie. In een klimaatneutrale energievoorziening kan aardgas alleen nog een rol van betekenis spelen in combinatie met CCS (afvangen en opslaan van CO2).
Bij de functie lagetemperatuurwarmte is gas een belangrijke energiebron voor het verwarmen van huizen, allerlei andere gebouwen zoals winkels, scholen en kantoorpanden, tuinbouwkassen en voor industriële processen. Naar verwachting zal het verbruik van gas voor deze toepassingen in de toekomst gaan dalen door het toepassen van isolerende maatregelen en verduurzaming. Deze verduurzaming kan vorm krijgen door de inzet van groen gas in cv’s en hybride warmtepompen, de inzet van duurzame elektriciteit bij (hybride) warmtepompen en de inzet van duurzame warmte (uit geothermie en biomassa) in warmtenetten.
Naast een belangrijke energiebron in de vorm van hogetemperatuurwarmte voor industriële processen is gas ook in gebruik als grondstof, met name voor de productie van kunstmest. De inzet van CCS kan ook hier een oplossing bieden, naast elektrificatie en het gebruik van biomassa als duurzame grondstof en brandstof. CCS kan worden toegepast na verbranding door de CO2 uit de afvalgassen te filteren. Maar het inzetten vóór verbranding is efficiënter. Door gas om te zetten in waterstof en CO2 kan CO2 redelijk eenvoudig worden afgevangen. De resterende waterstof kan dan de rol van aardgas als brandstof en grondstof overnemen. Ook kan waterstof uit elektrificatie van overschotten van duurzame elektriciteit hierbij worden ingezet.
De energiefunctie kracht en licht draait om de productie van elektriciteit. Omdat de vraag naar elektriciteit stijgt door elektrificatie van mobiliteit en warmte zal er ook meer productie van elektriciteit noodzakelijk zijn. Hier speelt gas nog steeds een rol, maar duurzame energie uit wind en zon zal een steeds grotere rol gaan spelen. Afhankelijk van het moment waarop de productie van elektriciteit uit kolen wordt beëindigd, kan de rol van gas tijdelijk nog iets in omvang toenemen. Op de langere duur blijft er mogelijk nog een rol voor gas in hoogefficiënte elektriciteitsproductie (WKK) en als back-up. Dit is mede afhankelijk van de ontwikkeling van alternatieve technologieën voor de opslag van elektriciteit, de mogelijkheden van demand response of de mogelijkheid meer flexibiliteit te halen uit het buitenland door de vergroting van de internationale elektriciteitsverbindingen.
Ten slotte speelt gas nog een kleine rol bij de energiefunctie mobiliteit; als CNG in bussen en personenauto’s en als LNG in vrachtwagens en schepen. In verband met het voornemen uit het regeerakkoord voor emissieloze nieuwe personenauto’s vanaf 2030 zal CNG in personenauto’s waarschijnlijk geen toekomst hebben. (Bio)LNG in vrachtwagens en schepen kan juist bijdragen aan het verlagen van emissies in de functie mobiliteit en kan daarom nog voor een beperkte groei van de vraag naar (bio)LNG zorgen.
Ombouw (van L-gas en naar H-gas)
Vanwege de teruglopende productie van Groningengas zijn in Duitsland, België en Frankrijk plannen ontwikkeld voor de ombouw van gasapparatuur van Gronings laagcalorisch gas (L-gas) naar hoogcalorisch gas (H-gas). In Duitsland zijn in 2017 bijna 100.000 gastoestellen omgebouwd van L-gas naar H-gas. Volgens het laatste rapport van de Duitse netbeheerders wordt dat opgevoerd naar 200.000 in 2018, 300.000 in 2019, 400.000 in 2020 en ruim 500.000 per jaar in 2021 en later. Vanaf winter 2019/2020 zal de export van L-gas naar Duitsland daardoor jaarlijks gaan afnemen.
België en Frankrijk beginnen in 2018 met de eerste ombouwprojecten, die als pilot worden gezien. Vanaf 2020 zal de ombouw in beide landen gestaag vorderen, waardoor de export van L-gas vanaf 2020 jaarlijks zal gaan afnemen. Tussen 2020 en 2029 kan de export van L-gas daardoor gelijkmatig worden afgebouwd. Vanaf 2030 is er geen export van L-gas meer voorzien.
Ombouw in Nederland werd tot voor kort niet waarschijnlijk geacht. In de energieagenda 2016 heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat nog aangegeven dat er in beginsel geen ombouw zou zijn. In het regeerakkoord is echter wel enige ombouw in de industrie voorzien. De recente ontwikkelingen na de aardbeving in Zeerijp hebben deze discussie in een stroomversnelling gebracht.
[1] Europa bestaat hier uit de volgende landen: Albanië, België, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Macedonië, Malta, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Servië, Slowakije, Slovenië, Spanje, Tsjechië, Turkije, Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland.